Dag 2: de echte beklimming
Uiteindelijk zijn we dus toch maar aan die beklimming begonnen. De eerste kilometer (6,5%) leek het nog vlotjes te gaan en bovendien stopte het met regenen. Ik zette me gezwind in het wiel van De Bril en vertelde wat mopjes. Ik herinner mij dat ik nog tegen hem zei dat als de rest van de beklimming ook zo was, het een fluitje van een cent zou zijn. Hij keek me aan zoals Armstrong zo vaak met Ullrich deed en vertelde me dat ik beter mijn energie wat zou sparen. Toen zag ik hem kleiner en kleiner worden en de twee daaropvolgende uren zou ik hem niet meer terugzien.
Halverwege de klim schoten de hemelsluizen weer volop open en toen begon het pas echt surrealistisch te worden: waar er de dag nadien enkele tienduizenden mensen op die berg zouden staan, was het nu doods: behalve twee zotten op hun fiets waagde niemand zich in dit weer. Tijdens de steilste stukken van 10% en meer was het verstand op nul, kop naar beneden en hopen dat de benen niet zouden ontploffen. Voet aan grond zetten zou ik pas op de top doen, no matter what.
Maar ik heb het gehaald. Eenmaal boven stond De Bril me al op te wachten, doorweekt en onderkoeld. Hij nam meteen zijn toevlucht tot bier, ik tot een broodje merguez. We hadden het overleefd. Dit kon echter niet gezegd worden van mijn GSM, die nochtans in mijn waterdicht jasje zat.
Terwijl Jimbo terug naar beneden reed, heb ik mijn kleren uitgewrongen en onder de droger in de toiletten wat proberen te verwarmen. Uiteindelijk stopte het met regenen en durfde ik ook de afdaling aanvatten op het nog steeds kletsnatte wegdek. Nooit in mijn leven ben ik zo bang geweest (behalve toen ik 6 jaar was en mijn broers mij wijsgemaakt hadden dat the buggyman onder mijn bed verscholen zat), geen seconde heb ik de remmen losgelaten. Ik ben zelfs twee keer moeten stoppen met kramp in de vingers.
Ik ben geen klimmer en nog veel minder daler. Ik heb andere kwaliteiten (hoop ik).
Halverwege de klim schoten de hemelsluizen weer volop open en toen begon het pas echt surrealistisch te worden: waar er de dag nadien enkele tienduizenden mensen op die berg zouden staan, was het nu doods: behalve twee zotten op hun fiets waagde niemand zich in dit weer. Tijdens de steilste stukken van 10% en meer was het verstand op nul, kop naar beneden en hopen dat de benen niet zouden ontploffen. Voet aan grond zetten zou ik pas op de top doen, no matter what.
Maar ik heb het gehaald. Eenmaal boven stond De Bril me al op te wachten, doorweekt en onderkoeld. Hij nam meteen zijn toevlucht tot bier, ik tot een broodje merguez. We hadden het overleefd. Dit kon echter niet gezegd worden van mijn GSM, die nochtans in mijn waterdicht jasje zat.
Terwijl Jimbo terug naar beneden reed, heb ik mijn kleren uitgewrongen en onder de droger in de toiletten wat proberen te verwarmen. Uiteindelijk stopte het met regenen en durfde ik ook de afdaling aanvatten op het nog steeds kletsnatte wegdek. Nooit in mijn leven ben ik zo bang geweest (behalve toen ik 6 jaar was en mijn broers mij wijsgemaakt hadden dat the buggyman onder mijn bed verscholen zat), geen seconde heb ik de remmen losgelaten. Ik ben zelfs twee keer moeten stoppen met kramp in de vingers.
Ik ben geen klimmer en nog veel minder daler. Ik heb andere kwaliteiten (hoop ik).
6 Comments:
onder de droger in de toiletten kan tegenwoordig veel meer dan je denkt.
Wie is de buggyman? Ik heb die nooit gekend!!!
Vreemd. Hij woont nochtans in Moorsel nu.
Enkel het spook van nonkel Erik woont nog altijd in Erpe.
Ja ja, da's tantanjès! Maar dienen in Moorsel, is dat dan Zjie-pie? En wat deed die vroeger onder de Rimbaloe zijn bed???
Aan het tempo dat de Rimbaloe zijn blogje schrijft, kennen we tegen kerstmis ongeveer het volledige relaas van zijn "vakantie" in Frankrijk!
Het trage tempo van de artikels symboliseert het beklimmen van de berg.
Ik begin nu toch ook wel benieuwd te worden, na 20 keer die foto met dat broodje gezien te hebben.
Een reactie posten
<< Home